26 mei Column classispredikant ds P. Verhoef

26 mei

Wonderen

Eerst maar de cijfers. Gaat u even zitten, want die doen pijn. In 2024 verloor de Protestantse Kerk 43.000 leden, het jaar daarvoor waren dat er 47.000. Wie de lange lijn bekijkt schrikt nog meer. Tussen 2015 en 2025 verloor onze kerk 583.000 leden. Het totale ledental van de kerk daalde in die jaren van 1.970.000 tot 1.387.000. Dat is een verlies van 30% in 10 jaar.

Toen ik deze cijfers onder ogen kreeg moest ik even gaan liggen. Natuurlijk is krimp niet iets nieuws, en ik kende ook het percentage van 2 tot 3% ledenverlies per jaar. Maar ik schrok van 30% in 10 jaar. Misschien bewijst dat vooral dat rekenen niet mijn sterkste kant is, maar zelfs ik begrijp dat er dan over 20, 25 jaar een afgrond gaapt. Of eerlijker: dan houdt het op.

Een uurtje liggen in een donkere kamer hielp. Ik sprong nog niet meteen op, sinds ik de 60 gepasseerd ben kraakt er sowieso wel wat. Maar er was in mijn hoofd in ieder geval ruimte gekomen voor andere beelden dan inktzwarte luchten en hagelstenen zo groot als eieren.

In diezelfde week zag namelijk ook het onderzoek ‘God in Nederland’ het licht. Sinds 1966 verschijnt dat elke 10 jaar en leert ons dan veel over trends in geloven en kerk. De grote lijn is: sinds 1966 is elke generatie minder gelovig en minder kerkelijk dan de voorgaande.

Cijfers wijzen uit dat er in die langjarige trend nu een breuk waarneembaar is. Geloof het of niet, maar Generatie Z (globaal: geboren na 2000) is duidelijk geloviger en kerkelijker dan voorgaande generaties. Twee uitspraken uit het onderzoek die illustratief zijn: ‘We missen houvast, en dan ga je zoeken. Zo vond ik God.’ En: ‘We missen verbinding. De kerk biedt dat.’

Een keerzijde is er ook. Als het om ethische onderwerpen gaat is Gen Z behoudend. Ze staan negatiever tegenover homoseksualiteit en wijzen abortus vaker af. Volgens de onderzoekers past dat in een breder beeld van de ‘conservatieve heroriëntatie’ van veel jongeren.

Voor ons als kerk zijn het verwarrende tijden. Aan de ene kant zet de krimp dus met kracht door. Aan de andere kant gloren er heel voorzichtig eerste tekenen van nieuwe belangstelling en nieuwe gelovigen. Die vinden voor een deel een plek bij evangelische gemeenschappen als Mozaïek, maar echt: ook in gemeenten van onze eigen Protestantse Kerk.

Of de zon nu gaat schijnen en het zwarte zwerk breekt weet ik niet. De kerk is veel minder maakbaar dan we lang dachten. In mijn donkere kamer wieg ik dus heen en weer tussen hoop en vrees. En ik herinner me wijze woorden van Haaije Feenstra, ooit directeur van de Dienstensorganisatie. Hij zei vaak: ‘Ik geloof in wonderen. Echt. Maar ik kan ze niet begroten.’